Diane Pronk nieuwe Master Onderwijskunde

7 januari heeft Diane Pronk op succesvolle wijze haar scriptie voor de afronding van de Master Onderwijskunde verdedigd. Het thema van de scriptie betreft een herontwerp van twee leerlijnen voor werkenden binnen een organisatie die mensen met een beperking ondersteunt (Middin). Gefeliciteerd Diane, en dank Dr. Joachim Wetterling voor de beoordeling van deze scriptie.Er is uitgegaan van een kader gebaseerd op werk van onder andere Akçayir & Akçayir (2018), Nortvig, Petersen & Balle (2018) en Fisher, Perényi & Birdthistle (2018) waarin de principes van de flipped classroom zijn onderscheiden. Dit zijn  principes als: 1. De digitale leermiddelen moeten technisch goed werken; 2. De inhoud van de e-learning moet relevant zijn; 3. De vorm van de e-learning moet aanspreken; 4. De voorbereiding van bijeenkomsten moet in eigen tijd plaats vinden; 5. Verdieping vindt plaats tijdens de bijeenkomsten; 6. De trainer moet zorgen voor de verbinding tussen de voorbereiding en verdieping; 7. Het leertraject moet het leren stimuleren. Deze principes zijn toegepast op een herontwerp van twee leerlijnen (over de thema’s Licht-Verstandelijke Beperkingen en Niet-Aangeboren Hersenletsel) die beide bestaan uit een e-learning-component, klassikale bijeenkomsten en praktijkopdrachten. De centrale vraag van het onderzoek was in welke mate met het herontwerp van de leerlijnen gewenste doelen worden bereikt ten aanzien van de deelnemerstevredenheid, de leerresultaten, de werksituatie en de organisatie.

Er is een ontwerpgerichte casestudy uitgevoerd, waarbij de essentie is dat er verdieping plaats vindt tijdens de bijeenkomsten, en meer doorwerking van het leren wordt gerealiseerd in de werksituatie. Er is een evaluatieonderzoek gedaan om de effecten van het herontwerp te bepalen. Daarbij is specifiek gevraagd naar hoe het geleerde is toegepast.

De resultaten van het onderzoek suggereren dat bij een van beide leerlijnen sprake is van meer deelnemerstevredenheid en toepassing van het geleerde in de werksituatie. Bij de andere leerlijn blijkt echter onvoldoende aansluiting tussen de e-learning, de bijeenkomsten en de praktijkopdrachten. Dit heeft tot meer ontevreden reacties geleid bij de deelnemers, de trainers en de coördinator.

Bij beide leerlijnen blijkt in onvoldoende mate sprake te zijn van verbeterd werkgedrag. Daardoor lijken beide leerlijnen nog onvoldoende bij te dragen aan de werksituatie en de doelen van de organisatie. Bovendien lijken de opleidingsadviseurs de besproken onderwijskundige leerprincipes nauwelijks te verkennen. Dit lijkt vooral samen te hangen met de door de opleidingsadviseurs ervaren onduidelijkheid over hun rol en werkzaamheden. Dit komt ook tot uitdrukking in de beperkte ontwikkeling van het opleidingsbeleid.

Op grond van de resultaten van het onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  1. Professionele ontwikkeling van de trainers en de opleidingsadviseurs op het gebied van het werken met flipped-leerlijnen.
  2. Professionele ontwikkeling van de trainers om de tevredenheid en de leerresultaten van deelnemers te vergroten.
  3. Nader onderzoek naar de oorzaak van de ontevredenheid over de e-learning-component in de leerlijnen.
  4. In samenwerking met de stakeholders zorgen voor verbetering van het werkplekleren en de toepassing van het geleerde op de werkplek borgen.
  5. De opleidingsadviseurs ondersteunen in het werken met een opleidingskundig ontwerpmodel wat kan bijdragen aan het vormgeven van opleidingsbeleid, het aansluiten van leerlijnen bij de werksituatie en het evalueren van de leerlijnen.
  6. Support bevorderen door zowel de Teamleider als de HR-manager ten behoeve van het werken met het opleidingskundig ontwerpmodel.